01. De Grafvondst van mijn stamvader Kan Keng Tiong en het fenomeen van Mandarijnen in Nederlands Indië |
|||
waarom hier nou een tekst moet, snap er niets van | |||
Introductie |
|||
Mijn interesse in Mandarijnen werd geïnitieerd door de grafvondst bij het opgraven van mijn stamvader Kan Keng Tiong. Ik werd door deze grafvondst geconfronteerd met het feit dat Mandarijnen niet alleen in China maar ook in Nederlands Indië aanwezig waren. Het graf van Kan Keng Tiong was één van onze vooroudergraven die hals over kop moesten worden opgegraven om ze te ‘redden’ voor de bulldozers die de Djakarta By-Pass aanlegden (zie het verhaal Massagraf op deze site). Zo begon de zoektocht naar gegevens over Mandarijnen in 1962. Bij het opgraven van mijn stamvader Kan Keng Tiong gebeurde het volgende voorval: De eerste poging om direct van boven erin te komen mislukte doordat men op een laag van een soort beton van steen in combinatie met melasse stootte. De melasse, was na honderd jaar nog steeds heel taai en daardoor was het dus moeilijk om door deze combinatie laag heen te komen. Door de manier van gieten is de dikste laag aan de bovenkant, en het dunste daar waar de ruimte tussen het graf gat en de kist het kleinst is, meestal aan het voeteneind. Tevens is de kist zodanig gebouwd, uit halve boomstammen, dat ook het hout aan bovenkant van het deksel, het dikst is. Daarom werd na de mislukte poging van direct van bovenaf, besloten om aan het voeteneind een groot verticaal gat te graven en vandaar zijdelings door de combinatie beton melasse en kist heen te boren. Al met al duurde deze opgraving dus langer dan gepland en kwam de doorbraak pas s’middags op het heetst van de dag. Intussen had zich rondom het graf een menigte van belangstellende toeschouwers verzameld waaronder een groot aantal kinderen. De botten werden door een persoon beneden in het gat aangegeven op een gevlochten bamboe dienblad aan personen erboven, die ze vervolgens naar een verzamel plek brachten. Moe, suf en verhit van de routineklus keken we naar al die botjes toen plotseling een paar kinderen in het gat sprongen met de kreet ‘knikkers’ en voordat we konden ingrijpen werd er reeds gevochten om die knikkers. Vanzelfsprekend kostte het veel moeite de kinderen zover te krijgen dat ze de knikkers inleverde. Deze knikkers bleken later de kralen van een Mandarijnketting te zijn, die door dit voorval dus helaas incompleet is teruggevonden (zie bovenste foto). Uit het graf kwamen met de botten ook:
De informatie zoektocht en resultatenDit voorval met de ‘knikkers’ had dus mijn belangstelling voor het fenomeen Mandarijnen in het algemeen en specifiek in Nederlands Indië gewekt. Informatie verkrijgen over Mandarijnen was moeilijk, vooral omdat weinig literatuur in de beginjaren (rond 1960) over deze onderwerpen aanwezig was. Ook bleek hoeveel andere aspecten zoals bijvoorbeeld de sociaaleconomische en de Chinese cultuur een rol speelden. Ook bleek later dat de verhoudingen tussen Chinezen en de Nederlands Indische regering een rol spelen bij de Chinees Indische Mandarijnen. Bij het zoeken naar een informatie over Mandarijnkettingen en gegevens over de cultuur der Mandarijnen en bleek al gauw dat er meer vragen dan antwoorden waren en dat elk antwoord weer nieuwe vragen creëerde. Zo was bijvoorbeeld in het begin niet eens duidelijk hoe een complete Mandarijnketting er echt uitzag. |
|||
Wij waren bekend met afbeeldingen van voorouderschilderingen. Als voorbeeld in het Han Aboehuis in Surabaja waren wat schilderijen te zien met afbeeldingen van een voorouder afgebeeld als Mandarijn zoals hier afgebeeld de voorouder Han Bwee Kong met vrouw (foto Tan Eng Swie). | |
Ook waren in ons familie archief foto’s met een hele groep Mandarijnen in officiële kleding. |
Specifiek was het een raadsel waar de kleine jade kralen thuishoorden in het geheel. In de samengestelde ketting werden de vier grote kralen op gelijke afstand geplaatst. De kleine jade kralen werden gelijk opgedeeld tussen de amber kralen. In eerste instantie lukte het niet goed om een gelijke afstand tussen de grote kralen te creëren omdat er te weinig kralen waren. Daarom werd gekozen voor een spiegel symmetrisch opbouw met een kleinere afstand tussen de grote jade kraal met 3 gaatjes en twee grote jade kralen dan tussen de grote kralen onderling. Zo bleven er nog wat kleine jade en amber kralen over. Deze ‘overtollige’ kralen zijn door mijn vader met oom Kurt Ehmke meegegeven naar zijn oudste zus (Lucy /Hing Nio Kan) in Zurich, zodat ze ook een stukje Mandarijnketting van Kan Keng Tiong had. Pas in de jaren ‘90 met onder andere in Rotterdam de tentoonstelling ‘De Verboden Stad’ (Chinees keizerlijk paleis in Peking) [Crouwel W.H.,1990] en de film ‘De laatste Keizer’ kwam meer informatie over Mandarijnen beschikbaar. Zo zag ik toen voor het eerst een complete Mandarijnketting en verscheidene rang vierkanten.
Hoe en waar de kleine jade kralen in het geheel paste bleek pas nadat er na heel lang zoeken in 1991 een complete Mandarijnketting kon worden verworven. In de volgende foto zijn de opgegraven ketting en een complete Mandarijnketting onder elkaar te zien. |
De eerste 15 jaar na het opgraven van de voorouders was er geen tijd voor een zoektocht naar gegevens van Mandarijnen en de familie. Deze jaren werden gekenmerkt door andere, meer basale doelen, zoals de opleidingen en überhaupt, als lid van de Chinese minderheid, het overleven in Indonesië. Vooral de nasleep van communistische coup in 1965, namelijk de hetze tegen alles wat maar mogelijk op Chinese cultuur leek, resulteerde uiteindelijk in de emigratie van mijn familie in 1971 vanuit Indonesië naar Europa. Zo duurde het ca. 50 jaren om tot een redelijk systematisch verhaal te komen. De resultaten zijn als volgt te resumeren:Mijn stamvader Kan Keng Tiong was volgens het altaar tablet ofwel zielentablet ‘Sintji’ van zijn 3e vrouw Jo Heng Nio: Mandarijn 4e klas in het Chinese Keizerrijk van de Qing ofwel Manchu dynastie. Tijdens deze Qing dynastie regeerden de volgende Keizers:
|
Qing Manchu dynastie |
||
Shunzi |
1644- |
1661 |
Kangxi | 1661- |
1722 |
Yongzheng | 1723- |
1735 |
Qianlong | 1736- |
1795 |
Jiajing | 1796- |
1820 |
Daoguang | 1821- |
1850 |
Xianfeng | 1851- |
1861 |
Tongzhi | 1862- |
1874 |
Guangxu | 1875- |
1908 |
Xuantong(Puyi) | 1908- |
1912 |
Kan Keng Tiong leefde van 1797 tot 1871 dus dit besloeg de regeerperiodes van keizer Jiajing tot en met keizer Tongzhi. In het Chinese ambtenarensysteem is de verzamelnaam voor verscheidene soorten ambtenaren ‘Mandarijn’. Strikt genomen heeft deze benaming een westers ‘begrip’ en is Mandarijn ook geen Chinees woord en werd deze titel ook niet in China gebruikt. Waarschijnlijk is het afgeleid van het Portugese ‘Mandar’ dat heersen of bevelen betekent, en overeenkomst vertoont met het Indonesische Mandur [Moerman J.,1832]. Ad. 1 Het rang vierkantDe negen rangen waren herkenbaar door een met dierenfiguren versierd vierkant, dat bevestigd was op de borst en rug van het uniform. Het insigne stelsel voor het aangeven van de rang van met behulp van dierenfiguren in vierkanten was ingevoerd tijdens de Ming Dynastie. De Qing Dynastie nam het rangenstelsel en dit insigne systeem in zijn geheel over. De dieren in de rangvierkant waren vogels voor de civiele en wilde beesten voor de militaire Mandarijnen. De vogel was het symbool voor literaire elegantie en verwees als insigne daarmee naar het examen dat was afgelegd ter verkrijging van het civiele ambt. De man had een afbeelding die naar links keek terwijl zijn vrouw een afbeelding had die naar rechts keek, zodat als ze naast elkaar zaten zoals de Han voorouders, de vogels naar elkaar keken. De Mandarijn rangvierkanten zijn uitgevoerd met gekleurde borduurdraden maar soms zijn ze in één enkele kleur namelijk gouddraad De dieren op de rang vierkanten
In tegenstelling tot die tijdens de Ming dynastie, kon het overkleed bij de Qing dynastie aan de voorkant open, zodoende werden de vierkanten op de borst uit twee gedeeltes gemaakt in tegenstelling tot het vierkant op de rug. |
||||||||||||||||||||||||||||||
Een halve rang-vierkant voorzijde |
||||||||||||||||||||||||||||||
Hier is te zien dat het overkleed aan de voorkant met behulp van een lusje + knoop kon worden dichtgeknoopt. |
Detail van halve rang vierkant; de knooplus | |
Detail van halve rang vierkant; knoop in lus |
Rug rangvierkant met een zilverfazant voor een Mandarijn man van de 5e rang. | |
Bij de rangvierkanten waren ook vierkanten die rekening hielden met een eventuele promotie van de drager. Na promotie is het vogeltje gemakkelijk van de achtergrond los te maken en te vervangen met één van een hogere rang. Dus kon de jas worden hergebruikt. Daarvoor was ook op de plaats achter de vogel op de achtergrond een rond zwart vlak zonder borduursel uitgespaard. |
|
Voorbeelden van een rang vierkant: |
|
Borst rangvierkant met kraanvogel voor een vrouw van een Mandarijn 1e rang. |
Borst rangvierkant met een kraanvogel voor Mandarijn man van de 1e rang met gouddraad borduursel |
Ad. 2 De hoofddeksel knopDe knop op het hoofddeksel gaf alleen de rang aan maar niet het bijzondere ambt (civiel of militair) dat de drager bekleedde. Deze knop is een ovale bol met in het midden een gat/kanaal als doorvoer van een metalen staaf of een zijden koord voor de bevestiging op het hoofddeksel.
|
|
Twee bergkristallen bollen die vermoedelijk als rang knoppen op een hoofddeksel van een Mandarijn 5e rang zijn geweest. (familie stukken) |
Rang en knop (Garret, 1990)
Rang |
Knop op hoofddeksel |
---|---|
1 | transparant robijn |
2 | opaque (ondoorzichtig) koraal |
3 | transparant saffier |
4 | opaque lapis lazuli |
5 | transparant kristal |
6 | opaque jade |
7 | goud |
8 | goud met shou (sioe) karakter |
9 | goud met dubbel shou karakter |
Ad.3 MandarijnkettingDe benaming Mandarijnketting is eigenlijk fout omdat deze ketting werd gedragen door alle hoge functionarissen aan het keizerlijk hof zoals de Keizer, Keizerin en familie en topambtenaren, daarom worden ze in de literatuur vermeld met ‘hofkralen’ (Chaozhu). De materiaalkeuze van stenen kralen in een Mandarijnketting de ‘Chaozhu’ gaf niet direct een indicatie van de rang van de drager omdat dit afhankelijk was van de smaak en rijkdom van de betreffende ambtenaar. Indirect gaven deze Mandarijnkettingen echter wel een indicatie van de rang aan omdat het dragen van deze kettingen slechts was toegestaan bij ambtenaren van de eerste vier hoogste rangen. Meer precies; voor civiele Mandarijnen vanaf vijfde rang en hoger, voor de militaire Mandarijnen bij de vierde rang of hoger. Door het wel of niet dragen van een Mandarijnketting kon men dus snel de rang vaststellen.
|
Een van de vier grote kralen bevat, net als een Tibetaans gebedsnoer, drie rijggaten |
Het derde gat in de centrale fotou voor verbinding van de kralen ketting met een langwerpige beyun kraal en een lint met plaquete.
|
De centrale fotou verbonden door drie rijggaten. Twee voor de ketting en een voor de beyun kraal met een lint en een plaquete of medailon. | Centrale kraal bij een Tibetaanse bidsnoer met Beyun kraal. |
Zodoende kan aan deze kraal via dit extra rijggat ook een langwerpige kraal de zogenaamd ‘beyun’ (zwarte wolken) en een lint worden bevestigd. Aan dit lint is bij de Mandarijnketting een plaquette en een grote platte kraal bevestigd. Dit lint met plaquette en platte kraal werd op de rug gedragen en had als functie te dienen als tegengewicht van de ketting op de borst. Door de Manchu heersers werden aan de ketting nog 3 zijtakjes ofwel kralen strengen van 10 kleine kralen elk toegevoegd. De zogenaamde telsnoertjes ofwel ‘chi-nien of ‘ter herinnering’ snoertjes ‘jin-nian’ genoemd. De man droeg de 2 zijtakjes aan de linkerkant terwijl de vrouw aan de rechterkant [Garret, 1999]. De Ambtsdrager TitelTijdens de Qing Dynastie kon men langs vier wegen de kring van ambtsdrager binnenkomen. De Mandarijnketting in het graf van Kan Keng Tiong was gemaakt van Amber basiskralen met grote fotou kralen van lichtgroen Jade, de kleine Jade kralen waren voor de jin-nian snoertjes (zie bovenste foto). |
||
Deze vondst van de Mandarijnketting bevestigde eerdere overleveringen dat op zijn minst Kan Keng Tiong tot een van de 5 hoogste rangen was opgeklommen. De knop voor het hoofddeksel ontbreekt en is waarschijnlijk meegenomen door de kinderen tijdens de opgraving, als grote knikker. Dus een éénduidige rang determinatie is met deze grafvondst niet meer mogelijk. |
Tot welke rang exact Kan Keng Tiong was gekomen daar spreken de overleveringen elkaar tegen. Volgens mijn vader was hij een 3e rang Mandarijn, echter volgens het zielentablet van Jo Heng Nio, zijn laatste vrouw, was hij Mandarijn 4e rang. In de familie zijn naast de bovenbeschreven bergkristallen hoofddeksel knoppen voor de 5e rang, ook nog een rug rangvierkant dat voor een mandarijn is van de 3e rang met een afbeelding van een Pauw bewaard gebleven. Wellicht hebben al deze attributen zoals rangvierkant en knoppen voor hoofddeksel buiten de grafvondst van de Mandarijnketting niets met onze stamvader Kan Keng Tiong te maken, maar ze zijn op zich wel intrigerend hoe kwamen ze in de familie en van wie waren ze dan wel?. |
||
Bij het vervolg onderzoek bleek dat er meer voorbeelden zijn van Mandarijnen in Nederlands Indië. Zo werden de bruidegoms en bruidsjonkers bij een traditioneel Chinees huwelijk ook gekleed als Mandarijn. Weliswaar zonder ketting. |
||
Gedurende de twee laatste keizers vond de koop of donatie optie vaak plaats omdat er geld nodig was voor de afgedwongen betalingen aan de westerse mogendheden na de bokseropstand en opium-oorlogen. Rond 1892 gaf de Chinese overheid aan Chinese officieren in Nederlands Indië die zich verdienstelijk hadden gemaakt voor China (bijvoorbeeld met hulp bij een catastrofe of bouwen van infrastructuur) een ‘ere Mandarijn titel’ van de 3e of 4e rang met een diploma en speciaal een pauwenveer op het hoofddeksel. | ||
De Nederlands Indische regering was gekant tegen deze Mandarijn titels omdat dit een duidelijk voorbeeld van belangenverstrengeling zou zijn. Immers een Chinese officier was een soort ambtenaar van het Nederlands Indisch overheid, terwijl een Mandarijn een ambtenaar van de Chinese overheid was. SlotwoordDrie voorbeelden van een Mandarijn in Nederlands Indië. De eerste is afgebeeld op de voorouder schilderijen. De tweede bruidegoms en bruidsjonkers bij een traditioneel Chinees huwelijk. De derde Chinese officieren in Nederlands Indië. Bij alle drie is de opzet de speciale status die van een Mandarijn afstraalt als verheven autoriteit of als geleerde. Hoe mijn stamvader Kan Keng Tiong aan zijn Mandarijn titel is gekomen is niet geheel duidelijk. Op de herdenkingszuil die bij zijn dorp van oorsprong staat is vermeld: Jian Zhuanglin (Kan Keng Tiong) door Keizerlijke gunst begiftigd met de rang van Gevorderde geleerde (jinshi) van het jaar, in het jaar jiachen [1844] van Daoguang van de Grote Qing dynastie (jinshi: geslaagd voor het hoogste graad van ambtenaren examen) . Mogelijk oorzaak van deze ‘Keizerlijke gunst’ zou kunnen zijn dat Kan Keng Tjong (Tsong Lim) in 1829 een groot bedrag aan geld (16.000 zilveren dollars) had geschonken voor de aanleg van een weg van 40 Chinese mijlen van het dorp naar de haven. Hij schonk ook geld voor de bouw van een paviljoen Feng-yuting ("wind en regen paviljoen"), waarbij hij ook land schonk met de pachtopbrengst waarvan dat paviljoen voor altijd van "water en thee" kon worden voorzien (Bron: Dr. Koos Kuiper).
Literatuur:Crouwel W.H.; De verboden Stad; Catalogus, Museum Boymans - van Beuningen,
|