header verhalen

 


 

Overzicht verhalen

01- De grafvondst van mijn stamvader Kan Keng Tiong en het fenomeen van Mandarijnen in Nederlands Indië

02- Het massagraf

03- Djakarta, Jalan Teuku Umar 15, het laatste huis van H.H. Kan

04- Het nummer op de gele Universitas Indonesia jacket

05- Het Amateur Orkest van Djakarta

06- Algemeen Vernietigings Corps

07- De Chinese Heren van de Thee

08- De voorouderaltaren van de Kan-Han-Tan clan

09- De Doodskist van overgrootmoeder Thung Leng Nio als voorbeeld van een Traditionele Chinese Kist

10- Tan Goan Piauw en Thung Leng Nio

11- Villa Mei Ling, te Bandoeng, een historisch gebouw voor Nederlands Indië

12a- Tan Tjoen Lee en Han Tek Nio
12b- Tan Tjoen Lee
12c- Han Tek Nio

13- Kan Keng Tjong en Jo Heng Nio

14a- Desiree Tan (Hoei Nio)
14b. Corr.TTL aan Dé van 31-3-1933 tot 14-8-1934

15- Bommeltje

16- H.L.L.Kan en de Opium- en Zoutregie in Nederlands Indië

17- Muziek in mijn familie

18- Gedong Dalam - een Paladio Villa in Nederlands Indië

19- De Dood van Ferry Tan en de mislukte doofpotaffaire van s.s. Insulinde

20- De verdwenen Compagnie Seepers van de Stadswacht van Batavia

21- Han Oen Lee en Kan Oe Nio

22- Ganti Nama, de verplichte naamsverandering van Chinese Indonesiers en andere racistische regels in Indonesie

23- Begrafenissen en graven bij de familie Kan-Han-Tan

24- Tan Tjoen Liang de eerste Nederlands Indische Chinese Ingenieur  aan de TH Delft.

25- Ziel tabletten of Altaar tabletten van de Familie

26- Planten en onze familie

27- Het Emigratieverhaal van Sioe Yao Kan

28- Ermeling

 

 

 

22.Ganti Nama, de verplichte naamsverandering van Chinese Indonesiërs en andere anti Chinese maatregelen in Indonesië

pdf knop

Introductie

Met dit verhaal wil ik een poging wagen de onbekendheid en het onbegrip te verminderen voor het leed van de Chinezen in Indonesië. Deze onbekendheid of was het onbegrip? kwam bijvoorbeeld aan het licht toen ik aan een expert van moderne Indonesische geschiedenis in Leiden vroeg waarom hij tijdens een bijeenkomst bij zijn instituut in het kader van “de coup van 1965” maar passief bleef toeluisteren en niet te berde bracht het rampzalige lot van de Chinezen na deze coup. Ik kreeg als enig antwoord: “Het ging toch niet over Chinezen”.
Dat een regering of overheid je verplicht je naam te veranderen komt in de wereld niet vaak voor. Bij toeval las ik in “The Hare with Amber eyes” van Edmund de Waal dat zijn grootouders Ephrussi, net als alle joden in Oostenrijk, gedwongen werden door de Nazi bezetters, hun voornamen te veranderen in typische Joodse namen. Deze maatregel kwam nog voor het verplicht dragen van de Jodenster en had als doel de joden beter herkenbaar te maken.
Tijdens het Suharto regime in Indonesië  1966 -1998 werd de naamsverandering voor Chinezen in een “meer Indonesisch klinkende naam” allereerst aanbevolen, daarna kwam er dwang en uiteindelijk een wet namelijk: eerst een Besluit van het Presidium Kabinet; Keputusan Presidium Kabinet nomor 127/U/Kep/1966, toen een meer formele wet SE No. 6/Preskab/6/67. Deze wet maakte deel uit van een reeks maatregelen en wetten om de Chinese identiteit te vernietigen.
Dat er dwang werd toegepast maakten we direct mee toen de familie van Oom Oei Biauw Ho in Sukabumi door een meute met begeleiding van militairen met het geweer in aanslag van huis werd gehaald en naar een school werd gedreven. Ze mochten de school niet verlaten voordat ze alle formulieren voor een naamsverandering hadden ingevuld en ondertekend. De nieuwe namen waren niet vrij te kiezen maar moesten uit een officiële lijst met namen worden gehaald.
Mijn vader, die zich eigenlijk nooit met politiek bezig hield, werd door dit voorval zo gegrepen dat hij tezamen met Yap Thiam Hien en nog een paar andere bevriende juristen een open protestbrief schreef dat deze verplichte naamsverandering tegen de grondwet was. Pas recent hoorden we dat Yap Thiam Hien in 1974 onder andere hiervoor gevangen was genomen. Gelukkig was mijn vader toen reeds geëmigreerd naar eerst Duitsland, later Nederland. Dat dit niet vanzelfsprekend was, blijkt uit het feit dat we in 1971 nog steeds geen antwoord hadden gekregen op onze visumaanvraag van 1964. Wel kregen we in 1971 een denigrerend briefje van de Nederlandse Ambassade in Djakarta met opmerkingen zoals: “jullie soort mensen horen niet in de Nederlandse samenleving omdat jullie familie geen enkele band met Nederland heeft”. Het werd toen wel duidelijk dat we van die Nederlandse Ambassade niets hadden te verwachten. Gelukkig werden we gewezen op de Duitsland route.

     

Discriminatie van Chinezen en discriminerende wetten en regelgeving in Indonesië

De verplichte naamsverandering van Chinezen moet in de context worden gezien van een stelsel discriminerende wetten en regelgevingen die sinds de proclamatie van onafhankelijkheid op 17 augustus 1945 in Indonesië zijn ingevoerd.
De discriminatie van Chinezen komt het duidelijkst aan het licht tijdens de pogroms en genocide van Chinese burgers in Indonesië zoals direct na 17 augustus 1945 tijdens de zogenaamde Bersiap tijd. Zo werden in mei en juni 1946 rond 635 Chinezen in Tangerang vermoord omdat ze pro Nederland en spionnen van NICA zouden zijn. Maar dit gebeurde ook later, zoals vlak na de coup van 1965 en in 1998. Dat de pogroms van 1998 in Nederland bekender zijn geworden komt omdat op dat tijdstip veel toeristen en reporters in Indonesië waren. Tijdens de periode na de coup van 1965 waren een aantal buitenlandse reporters onder censuur van hun regeringen. Dit blijkt nu pas uit documenten die na 50 jaar worden vrij gegeven. De koude oorlog was toen op zijn hoogtepunt, dus negatief nieuws over een “communistenbestrijder” Suharto werd onderdrukt.

Blijkbaar maakte mijn grootvader Hok Hoei Kan zich reeds in 1945 grote zorgen over de Chinezen in Indonesië.

uitnodiging  

Op 20 september 1945  werd H.H. Kan door president Soekarno uitgenodigd in zijn huis te Pegangsaan Timoer 56, een maand nadat die in dit zelfde huis de onafhankelijkheids-proclamatie had uitgesproken.

Blijkbaar kon dit bezoek hem niet overtuigen dat het wel goed zat met het lot van de Chinezen in Indonesië. 

In november 1945 volgde een oorlog tussen pemoedas en de Engelsen om de stad Soerabaja. Het doelwit werd daarna in de gehele provincie Oost Java de Nederlanders maar vooral de Chinezen. Dit was het startsein van de pogroms en genocide van Chinezen in de gehele archipel bekend als de zogenaamde Bersiap onlusten.

Uit brieven van de families Han en The uit Soerabaja aan H.H. Kan bleek gelukkig dat de familieleden grotendeels gespaard waren gebleven van de pogroms.

Omdat hij zich grote zorgen maakte over het lot van de Chinezen in het nieuwe Indonesië, stuurde H.H. Kan in 1946 en 1947 een uitgebreid telegram aan de Koningin der Nederlanden en aan de Minister-President. Wellicht speelt ook nog mee dat hij de koningin persoonlijk had ontmoet bij de uitreiking en het verkrijgen van een ridderorde.

ridder
telegram   antwoord
     
ontvangst   Het is duidelijk dat dit een heel uitgebreid telegram was geweest gezien het aantal woorden (265) en de kosten voor verzending (f 80.50).

De antwoorden op zijn telegram:

antwoord1
antwoord2

In resume  zouden de resultaten van zijn telegram worden verwerkt in de overeenkomst van Lingadjati. De heer H.H. Kan hoefde zich geen zorgen te maken omdat de veiligstelling van de belangen van alle Indonesische Volksgroepen zullen worden gegarandeerd.
Echter bij de formulering van de afspraken werd een fout ingebakken, namelijk de Nederlands Indische regering ging ervan uit dat de Chinezen vielen onder de Indonesische Volksgroepen, terwijl diezelfde regering daarvoor al die tijd Chinezen hadden ingedeeld als Oosterse Vreemdeling. Deze kwalificatie van Chinezen als Oosterse Vreemdeling werd door de onderhandelaars van de Republiek Indonesia dan ook als zodanig geïnterpreteerd in het verdrag. Immers de Indonesische Volksgroepen waren gerelateerd aan een Regio, of een Eiland in Indonesië zoals bijvoorbeeld Balinees voor de bewoners van Bali enz. De Chinezen woonden over de gehele archipel en ook geheel Zuid Oost Azië. Dus Chinezen waren voor de Republiek Indonesia Vreemdelingen en vertegenwoordigden niet één van de Indonesische Volksgroepen.
Ergo met de belangen van de Chinezen hoefde door de Republiek Indonesia geen rekening worden gehouden.
Chinezen werden als vreemdelingen aangemerkt zelfs als ze de Indonesische nationaliteit  hadden.
Zo stond er een A letter achter het nummer van de Identiteitskaart van Chinezen van “Asing” ofwel Alien dus Buitenlander.

indentiteitskaart
 
no663182A  

Bij de identiteitskaart van bijvoorbeeld mijn moeder stond, in 1966 maar ook later in 1969, duidelijk een A achter het nummer.
En dit is tot de dag van vandaag nog steeds het geval.

De éérste regelgeving om Peranakan Chinezen te discrimineren begon reeds direct na de soevereiniteitsoverdracht in 1949:
Iedere Chinees die niet op december 1951 de Indonesische Nationaliteit had aangenomen werd automatisch als “vreemdeling” beschouwd en kon worden uitgewezen ongeacht hoeveel generaties de familie reeds in Indonesië leefde.
Afgezien dat de bekendheid van deze regelgeving niet algemeen was, kon men deze regelgeving ook met meerdere interpretaties uitleggen. Het resultaat was dat vele Chinezen na december 1951 plotseling stateloos werden. Dit had directe gevolgen voor hun werk en essentiële leefomstandigheden.
Ook bleek dat je moeilijk geld kon overmaken naar het buitenland. Dit geld overmaken bleek bijvoorbeeld nodig voor de koop van een Airco installatie door H.H. Kan.
Dit geld overmaken naar het buitenland werd nog moeilijker voor diegene die voor Nederlanderschap hadden gekozen of dit overwogen. Dus bij emigratie kon je geen geld meenemen.
Op 19 november 1950 werd er een grote razzia in Djakarta gehouden en werd H.H. Kan in de gevangenis opgesloten.

arrestaties
 
javabode
 
click to enlarge
     
razzias   razzias
    click to enlarge
     
aanhoudingen   wapens in beslag

De Chinese Ambassade kwam op voor de gevangen genomen Chinese burgers.

nieuwe courant   nieuwe courant
     
penras  

De reden van zijn arrestatie was, dat bij huiszoeking een revolver was gevonden waarvoor H.H. Kan geen vergunning had.
Hij had een vergunning afgegeven door de Nederlands Indische regering en niet door de Republiek Indonesia.

     
vergunning   Deze vergunning was gegeven voor zijn veiligheid zodat hij zich per auto kon verplaatsen in West-Java.

Volgens mijn vader heeft dit verblijf in de gevangenis, in een volle cel met geen of slecht eten een rampzalige invloed gehad op de gezondheid van mijn grootvader die nota bene net daarvoor ternauwernood het Jappenkamp had overleefd. Daarom stierf hij kort erna op 1 maart 1951.
Tijdens de begrafenisceremonie werd het huis van H.H. Kan gekraakt en bezet door Pakistani. Het huis werd de Pakistaanse Ambassade.

 
click to enlarge
 
De politie van Djakarta weigerde te hulp te komen onder het mom dat Pakistan een bevriende Moslim staat was. Zie het verhaal “Het laatste huis van H.H. Kan” op deze site.


In 1954 kwam een wet die Chinezen verbood grond aan te kopen (nog uitgezonderd huizen in steden).

In 1954 kwam een wet die Chinezen verbood het bezit van rijstpellerijen. Dit had direct gevolgen voor de rijstpellerij van de familie op het landgoed Gaboes.

Vanaf 1955 werden er reglementen uitgevaardigd die Chinezen beperkten en uiteindelijk verboden op nationale universiteiten te studeren. Dit verbod is nooit in een officiële wet vastgelegd maar het werd wel steeds strenger officieus nageleefd. Zo kon neef Kan Sioe Djien in de 50er jaren nog zonder test gaan studeren op de Geneeskundige Faculteit van de Universitas Indonesia. Dit was compleet anders in de 60er jaren. Ik moest voor de Universitas Indonesia een toelatingstest maken. De toeloop was dusdanig groot dat voor alle gegadigden van de Universitas Indonesia het hoofdstadion te Djakarta werd afgehuurd. Op zich was er niks op tegen om een test te maken. Het geniep lag echter in de interpretatie van wie voor de test was geslaagd en wie niet. Dit maakte een selectie van Chinezen mogelijk. Bij de inschrijving moest iedere kandidaat een soort “Ariër Verklaring” ondertekenen. Daarin moest de kandidaat vermelden de namen van zijn of haar ouders, maar ook de namen van de grootouders van zowel vaders- als ook moederskant. Nu hadden sommige Chinezen reeds hun naam veranderd in een meer Indonesisch klinkende naam. Echter hun grootouders hadden deze naamsverandering niet gedaan of waren reeds gestorven. Zo kon het selectiecomité met gemak alle Chinezen eruit selecteren. Ze waren zogenaamd “niet voor de test geslaagd”. Omdat ik de studierichting Fysica had gekozen, die erg onpopulair was en in het algemeen als moeilijk werd bestempeld, glipte ik door deze racistische keuring. Mijn zus echter die de populaire studierichting Architectuur had gekozen werd bij 2 staatsuniversiteiten niet aangenomen.

In 1957 werd een begin gemaakt met het sluiten van Chinese scholen. De voertaal moest Bahasa Indonesia zijn.

In 1958 werden kranten en weekbladen in het Chinees verboden. Het verbod kwam om de gehele tekst in Chinese tekens te drukken. Toegestaan werden nog een aantal jaren kranten die schreven in een mengsel van Maleis-Bahasa Indonesia en Hokkian taal (bijvoorbeeld Sin Po). Deze kranten werden na de coup van 1965 definitief verboden.

1959/1960 werd de Peraturan Presiden (PP) no 10 uitgevaardigd die Chinezen verbood handel te drijven in “kleine steden”. Kleine steden werden hier gedefinieerd als kleiner dan “ibukota kabupaten” (hoofdstad van een deel provincie). Deze PP10 was catastrofaal voor vele Chinezen die reeds generaties in dorpen en kleine steden woonden en handel dreven. Ze moesten hun bedrijf overdoen aan echte (pribumi) Indonesiërs. Met PP10 werd Chinezen hun recht op een inkomen ontnomen. Daarbij kwam nog dat de lokale bevolking, opgehitst door leuzen zoals “oneerlijke handel en uitzuigers”, de Chinese huizen en fabrieken plunderde. Van dichtbij maakten wij dit mee toen oom Oei Biauw Ho’s huis en fabriek werd geplunderd. Voor mij markeerde 1960 het begin van de pogroms tegen de Chinezen.

In 1963: Verbod van de militaire commandant van West Java voor Chinezen om in kleine steden en dorpen te wonen. Pas recent hoorde ik uit Indonesië dat enkele van de uit hun huis verdreven Chinezen onderdak hadden gevonden in het familiehuis van de Tan familie in Bogor. Zie het verhaal “Gedong Dalam” op deze site.

In 1963: Pogrom tegen de Chinezen in Sukabumi, Tjeribon en Bandung.

NB: Al deze regelementen en wetten werden uitgevaardigd door president Soekarno de 1e president van de Republiek Indonesia.

Na de coup van 1965 werd president Soekarno opgevolgd door generaal Suharto en begon het zogenaamde “Orde Baru” tijdperk. Gedurende zijn regeerperiode (1965-1998) werden eerdere racistische wetten voor Chinezen uitgebreid en aangescherpt, zogenaamd in het kader van bestrijding van leden van de Communistische Partij van Indonesië (PKI). Verder werden gebaseerd hierop verscheidene nieuwe decreten en wetten uitgevaardigd met als doel het wegvagen van de Chinese cultuur.

In 1966: Keputusan Presidium Kabinet (KEP) no 127/U/Kep/12 1966: Het werd ten strengste “Aangeraden” dat Chinezen hun naam veranderden in Indonesisch klinkende namen.

In 1966: Resolutie MPRS (Voorlopige Volksvertegenwoordiging) TAP MPRS no. 32/1966: Verbod van Chinese karakters in kranten en weekbladen.

In 1967: SE-36/Pres/Kab/6/1967: Rondschrijven over Chinese Vraagstuk. In dit rondschrijven werd niet langer ofwel geen verschil gemaakt tussen Buitenlandse Chinezen en Chinezen die Indonesisch staatsburger waren. In feite werden door dit rondschrijven alle Chinezen tot communisten bestempeld.

Dit had als effect dat ieder Chinees uitziende persoon vogelvrij was en van straat kon worden geplukt, in elkaar kon worden geslagen onder verdenking van communist te zijn of op z’n minst sympathie met de communistische partij van Indonesia (PKI) te hebben. Daarom konden ze worden afgevoerd naar de gevangenis of onbekende bestemming en voor eeuwig verdwijnen. Op deze foto is te zien hoe een Chinees uitziend persoon van straat wordt geplukt door moslim jongeren met stokken en militairen.:

van straat geplukt

In 1967: Instruksi President, Inpres no. 15/1967: De oprichting van een speciale staf voor “Het Chinese Vraagstuk”.

In 1967: Instruksi Presidium Kabinet RI (IPKRI) no. 37/U/IN/6/1967: Richtlijnen voor het oplossen van het Chinezen Vraagstuk.

In 1967: Inpres no 240/1967: aanscherping van Kep no. 127/U/Kep/12/1966 over naamsverandering.

In 1967: SE-06 No Preskab/6/67 van 28 juni 1967 ofwel Circulaire no.6 van 1967: De verplichting voor Chinezen om hun naam in een Indonesisch klinkende naam te veranderen. Deze wet werd ingevoerd onder het mom dat dit de assimilatie van de Chinezen in de Indonesische gemeenschap zou bevorderen. In de praktijk hadden de Indonesische Chinezen helemaal geen baat bij dit assimileren, immers je gezicht verandert niet met je naam. Een voorbeeld: Rudy Hartono had braaf zijn naam veranderd en won voor Indonesië de (badminton) Thomas cup. In het zelfde jaar werd zijn zus, die ook braaf haar naam had veranderd en medailles met badminton voor Indonesië had gewonnen, niet toegelaten tot verschillende staats universiteiten omdat ze Chinees was.

Naamsverandering is een doodssteek voor één van de belangrijkste pijlers van de Chinese cultuur. Namelijk deze wet ontnam de Chinese gemeenschap het recht om hun eeuwenlange familienaam te voeren en te behouden. Namelijk het verbreekt de band tussen een persoon en zijn voorouders. Volgens de traditie van Kong Fu Tse van het eren van je voorouders en trots te zijn op je familie naam, is je familienaam je identiteit. Deze verplichte naamsverandering waarbij men ook zijn familienaam verloor raakte dus direct de identiteit van Chinese burgers.

Mijn vader zei altijd: je kunt nog zo arm zijn maar als je generaties lang een goede (familie) naam hebt opgebouwd dan is dit onbetaalbaar. Daarom ageerde hij ook zo heftig toen Oom Biauw Ho onder bedreiging van militairen met het geweer in aanslag werd gedwongen zijn naam te veranderen.

In de praktijk bleek tevens dat het veranderen van je naam niet één document betrof maar in vele gevallen wel minstens 13 documenten, die telkens bij 11 verschillende instanties moesten worden geregeld met ieder de nodige smeergeld inkomsten.
Om de Chinezen sneller ertoe te brengen hun naam te veranderen volgde een aanscherping van deze wet door Keputusan Presidium, 1 Maret 1968.

Een van de andere punten in Circulaire no.6 van 1967 was een selectie van toegestane termen ter beschrijving van de Indonesische burgers van Chinese herkomst. Met name het verbod om deze burgers zoals voorheen, nog langer aan te duiden met Tionghoa zoals de Chinezen zichzelf noemen. In plaats daarvan was de officiële naam vanaf dan Tjina/Cina. Nu werd Tjina/Cina van ouds her altijd beschouwd als het scheldwoord voor Chinezen. Dus met deze circulaire werd officieel het schelden en vernederen van Chinezen geïnstitutionaliseerd.

In 1967: Instruksi President, Inpres no. 14/1967:
Verbod op Chinese geloof en gebruiken in Indonesië.
Na 1965 was er een duidelijke scheiding tussen gelovige burgers en atheïsten. Als je niet een officieel geloof had dan was je een atheïst ofwel communist. Van de coup van 1965 kregen de communisten de schuld dus als je communist was dan was je medeplichtig aan de coup dus belandde je in de gevangenis.
Nu deden de meeste Chinezen aan voorouderverering zoals voorgeschreven door Kong Fu Tse. Dit werd echter door de regering niet als officieel geloof erkend. Uitwijkmogelijkheid voor Chinezen waren het Christelijk (Protestants of Katholiek) of Boeddhistisch geloof. Voor Christelijk geloof moest je een doopbrief kunnen tonen. Zo bleef voor onze familie slechts Boeddhist als geloof over. Op de Universitas Indonesia volgde ik lessen in het Boeddhisme. Tevens werd het verboden om Chinees Nieuwjaar en Tjap Go Meh en Barongsai (Draken) dans in het openbaar te vieren.

In 1967 en 1980: Instructie Ministerie van Binnenlandse Zaken no. X01/1967 en Instructie voor de registratie van de bevolking met de geheime instructie van de gouverneur van Jakarta: Het gebruik van een speciale code voor Indonesische burgers van Chinese afkomst, namelijk een A of A01 voor of achter het nummer van hun identiteitskaart en ook nog soms een 9 als laatste cijfer. Dat dit in 1967 en 1980 bij wet werd vastgelegd was slechts een legalisatie van iets dat reeds jaren algemeen goed was. Immers achter het nummer van al onze identiteitskaarten stond vanaf het vernieuwen, na de coup in 1965, reeds een letter A zoals te zien in de identiteitskaarten van mijn vader.

vaders pas
 
pas no

De speciale A code op het identiteitsbewijs werd gebruikt om gemakkelijk alle Chinezen op te roepen zich te melden bij het plaatselijk politie kantoor. (net als de J bij de Joden)
Zo kon de overheid checken of ze betrokken waren bij de coup van 1965, die volgens generaal Suharto door de communisten zouden zijn gepleegd. Als je geen gehoor gaf aan deze oproep dan was je zeker een voortvluchtige communist en werd je van huis opgehaald.

Nu was mijn vader reeds in 1963 ontslagen als contra revolusioner (tegen de regering van president Soekarno) omdat hij had geweigerd lid te  worden van de communistische ambtenaren bond. Dus eigenlijk had hij verwacht dat hij, nu de communisten waren uitgeschakeld, weer zou worden gerehabiliteerd. In plaats daarvan moest hij zich op het politie kantoor melden en bewijzen dat hij geen communist was en meegedaan had met de coup. Het document “Niet betrokken bij de coup G30S” werd een standaard melkkoe. Zelfs kinderen geboren na de coup moesten voor elk document of club of school waarvoor ze zich inschreven zo’n verklaring overleggen

In 1973: Keputusan Kepala BAKIN no. 031/1973: De oprichting van het Instituut voor coördinatie van “Het Chinese Vraagstuk”.

In 1978: Keputusan Menteri Perdagangan dan Koperasi (Besluit van de Minister van Handel en Coöperaties) KMPK no. 286/KP/XII/1978:
Verbod op het gebruik van Chinese taal (mandarijn).
Verbod op uithangborden met Chinese karakters bij winkels en bedrijven. Tevens het verbod op import, het verhandelen en uitgeven van geschriften in de Chinese taal en Chinese karakters.

In 1978: Rondschrijven van het Ministerie van Informatie no. SE/DI: Verbod op het uitgeven en drukken van geschriften in de Chinese Taal en Chinese karakters.

In 1988: Peraturan Menteri Perumahan (Regeling van de Minister van Huisvesting); Mendagri PMP no. 455.2-360/1988: Verbod op bouwen of vergroten of renovatie van Klentengs (gebedshuizen van Chinezen).

In 1988: SE 02/SE/DITJEN/PPGK 1988: Verbod op het uitgeven, drukken van geschriften in de Chinese taal en Chinees schrift en karakters.

 
buku1   buku3
     
Pas in 2017 kreeg ik uit Indonesië informatie via de nieuwsbrief van Tionghoa INFO over een regeringsinstituut dat zich tijdens de Orde Baru regime bezig hield met
“Het oplossen van het Chinezen Vraagstuk”.
Dit regeringsinstituut Badan Penelesaian Masalah Cina (Instituut voor het Oplossen van het Chinezen Vraagstuk) werkte volgens een handboek uitgegeven in 1979 door BAKIN (Badan Koordinasi Intelijen Negara). Binnenin stond nog een stempel “Beperkt gebruik alleen door functionarissen” dus niet openbaar beschikbaar.
Dit handboek bestond uit 3 delen tezamen 1500 pagina’s.

Toen ik jaren geleden over dit instituut las in Wikipedia dacht ik dit is onzin, kan niet waar zijn, zeker propaganda van de Communistische Partij Indonesia in ballingschap. Maar bij het zien van deze foto’s als bewijs en daarbij de beschrijving van de inhoud van dit handboek, kon ik me niet aan de indruk onttrekken dat het Suharto Regime de notulen van de Wannsee conferentie in Nazi Duitsland hadden gekopieerd waarbij ze het woord Jood door Chinees hadden vervangen.

De opzet voor Chinezen was identiek aan die voor Joden namelijk het verdrijven van Chinezen uit Indonesië. Het stappenplan was ook identiek zoals beschreven in de notulen van de Wannsee conferentie voor Joden.

Voor de eerste fase:

Wegpesten.
Aanvankelijk probeerden de nazi's de Joden ervan te overtuigen dat zij niet in Duitsland thuishoorden. Via intimidatie, discriminatie en systematische uitsluiting van de Duitse Joden, zou hun het leven dusdanig zuur gemaakt worden, dat zij 'vrijwillig zouden emigreren'.

De bovenbeschreven wetten en regels waren dus bedoeld kracht bij te zetten bij fase één, het wegpesten van Chinezen uit Indonesië.

Voor de tweede fase:

De vernietiging van Chinezen.
In Indonesië had men niet de kennis mankracht en middelen om dit vernietigen zoals door de Nazi’s te volbrengen.
Daarom werd uitgeweken naar het inzetten van doodseskaders gerekruteerd onder de criminelen voor het vuile werk zoals te zien is in de film: An Act of Killing van Joshua Oppenheimer; zie https://www.youtube.com/watch?v=3tILiqotj7Y .
De gebeurtenissen waarop deze film is gebaseerd hoorde ik in 1965/1966 op Radio Peking tijdens interviews met vluchtende Chinezen die waren opgepikt door schepen uit China net buiten de territoriale wateren van Indonesië .
Tot 1967 had de gouverneur van de hoofdstad Djakarta generaal Ali Sadikin de Chinese bevolking van zulke rellen kunnen vrijwaren. Maar daar kwam een eind aan omdat zijn positie ter discussie kwam. Immers hij was gouverneur geworden onder Soekarno. Zo konden er in 1967 moordpartijen onder de Chinezen in de benedenstad van Djakarta plaatsvinden. Mijn vader werd door zijn vriend Chin Hoi Kwet als het ware erheen gesleept om de lijken in de kali van de benedenstad te zien, immers hij wilde het niet geloven.

Het aantal vermoorde Chinezen is tot de dag van vandaag niet duidelijk. Officieel zijn er 500.000 tot 3 miljoen communisten vermoord. Daarvan zou de helft tot ¾ uit onschuldige niet communistische Chinezen bestaan.

Op de nationale TVRI pochten de militaire regio commandanten over hoeveel “communisten” ze hadden omgebracht

Zo sprak Sarwo Edhie Wibowo (1925 – 1989) over 500.000 communisten die hij had vernietigd. Toen de interviewer hem vroeg of hij als Javaan niet erg moeite had gehad met het doden van zoveel Javanen, toen antwoordde hij lachend: neen, het waren toch alleen maar Chinezen!! en toen lachten ze beiden heel hard. Later voor de DPRI (parlement van Indonesië) had hij het over een miljoen doden

Ook de commandant van centraal Kalimantan vertelde trots op de nationale TV dat hij heel Kalimantan had schoon gemaakt van Chinezen en ander ongedierte

Zijn er nog video-opnames van deze TV uitzendingen? Voor een eventueel tribunaal over genocide zoals Neurenberg zou dit prachtig bewijs kunnen zijn. Z’n tribunaal is er nooit gekomen, erger nog deze militairen kregen hoge onderscheidingen en zijn tot “Pahlawan” (held) verheven. Trouwens Sarwo Edhie Wibowo is nu al overleden, en waarschijnlijk ook die commandant van centraal Kalimantan.

De lijken werden soms gedumpt in massagraven zoals beschreven door de geschiedenis leraar op Bali in de film NBC Special News Report: “Indonesia, The Troubled Victory”, maar vaak werden ze gewoon in de dichtstbijzijnde rivier gegooid zoals beschreven in de film “The Look of Silence” ook van Joshua Oppenheimer. Ook las ik in de brieven van familie uit Surabaja (1965-1967), die ik aan mijn oma moest voorlezen, dat de waterzuiveringsinstallatie was stilgelegd omdat er te veel lijken in de rivier dreven.

13 – 15 mei 1998 Pogroms tegen de Chinezen in Jakarta, als reden de Chinezen waren voor de zoveelste keer het zwarte schaap voor de slechte economie. Kantoren, supermarkten en banken van Chinezen werden verbrand: Hier op deze foto de Bank BCA. Een golf van Chinezen emigreert.

afgebrand
 
Pas tijdens de regeer periode van de éérste gekozen president K.H. Abdurrachman Wahid (Gus Dur) werden sommige discriminerende wetten van het Suharto regime weer teruggedraaid.
     
Wahid   Vertaling: “Er mag geen verschil zijn tussen Indonesische staatsburgers naar geloof, moedertaal, cultuur en ideologie”.

In 2000: Opheffen van Inpres no. 14/1967 door Keppres no. 6/2000: Chinezen mochten toen weer hun gebruiken en geloof beleven.

In 2014: Opheffen van SE-06/PresKab/6/1967 door Keppres no. 12/2014 waarbij de vernederende term “Tjina/Cina werd vervangen door het oude term “Tionghoa/Tionkok”.

Ook zijn opvolger Megawati Soekarnoputri draaide enige wetten terug:

In 2002: Keppres no 19/2002: Chinees nieuwjaar werd als officiële feestdag verklaard.

Slotopmerkingen

   

Discriminatie en discriminerende regel en wetgeving van Chinezen in Indonesië is van alle tijden. Deze zijn duidelijk een schending van de universele rechten van de mens. Dit is vastgelegd in de verklaring van de UN (ook getekend door Indonesië) en expliciet vermeld in de grondwet van de Republik Indonesia.

De oudste en  eerste genocide van de Chinezen vond plaats tijdens de VOC periode in Batavia onder Gouverneur Generaal Valckenier in 1740.  Meer dan 10.000 Chinezen werden vermoord.

1804: Het Nederlands Indische Gouvernement: Verbod voor primaire handel voor Chinezen.
23-9-1825: Een tiental Chinezen vermoord door Raden Ayu Yudakusuma, dochter van sultan Hamengkubuwono I.

1912: Pogroms tegen Chinezen in Solo, midden Java; aanleiding de handel van Batik producten

 31-10-1918: Pogroms door leden van Serekat Islam; ze verbranden en plunderen huizen en winkels van Chinezen in Kudus, midden Java ; aanleiding handel in Tabak producten.  

afkeurenswaardig  

Racisme tegen Chinezen werd tijdens het Nederlands Indische bewind voor WO II bevorderd bij de Indonesische bevolking. Een voorbeeld is dit krantenartikel waarin mijn grootvader H.H. Kan in 1930 in de volksraad vragen aan de regering stelt.
Chinezen worden in Indonesië tot de dag van vandaag niet als echte Indonesiërs beschouwd.

Zo waren er verschillende pogingen om de burgemeester van Jakarta in 2017 met een Indonesisch klinkende naam  uit zijn abt te zetten omdat hij een Chinees was dus geen echte Indonesiër was. Ook kon hij door de rechter worden veroordeeld omdat hij als Chinees had gewaagd de Koran te citeren.

De impact van het veranderen van je naam is verstrekkender dan het simpele feit van een andere naam. Als je weg was getrokken uit Indonesië en je naam weer terug wilde veranderen in je originele naam dan moest je ook al je officiële papieren en diploma’s veranderen. In de meeste gevallen zorgde dit voor haast onoverkoombare barrières.

Tot nu toe moeten kinderen van Chinezen van Indonesische nationaliteit zich “naturaliseren”. Zo moeten nog steeds Chinese Indonesiërs inclusief hun kinderen bij elke aanvraag van een document hun naturalisatie document tonen. Dat dit in stand wordt gehouden door de Autoriteiten is louter omdat dit een bron van inkomsten is.

Nu Chinezen niet langer kunnen worden beticht van communistische sympathieën, is na 2000 een nieuwe trend te zien namelijk: om Chinese Christenen te discrimineren en aan te vallen. Zo ontvingen in 2005 Chinese Christenen een golf van anonieme bedreigingen via de telefoon. Ook werden volgens Purdey in haar paper van 2004, Chinese kerken in Tangerang en Bogor aangevallen. En waren er meldingen dat moslim groepen verhinderden dat er nieuwe kerken werden opgericht en/of geopend.
In dit licht moet dan ook de meest recente aanslag op gelijkheid van de Indonesische burger: de vervolging van de Chinese Christen Burgemeester van Jakarta in 2017 worden gezien.

Uit recent artikel in het Algemeen Dagblad van 21-08-2018 blijkt dat ook Chinese Boeddhisten worden gediscrimineerd en aangevallen:

Zo zou een Chinees Indonesische vrouw die klaagde over geluidsoverlast door een moskee, zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van anderhalf jaar. Een rechtbank in Indonesië oordeelde dat de 44-jarige boeddhist zich schuldig maakte aan godslastering, meldt de lokale krant Jakarta Post.

De vrouw uit Noord-Sumatra had zich beklaagd over de gebedsoproep van het lokale islamitische gebedshuis. Ze zou in 2016 hebben gezegd dat die oproep 'te luid' was en pijn deed aan haar oren. De Chinees-Indonesische vrouw vroeg of het volume van de luidspreker omlaag kon.

Het nieuws over haar kritiek op de moskee was volgens de Jakarta Post vermoedelijk de aanleiding voor ernstige rellen. Woedende moslims vielen tempels aan en vernielden onder meer gebedsapparatuur en Boeddhabeelden. De politie arresteerde negentien relschoppers. Zij kregen gevangenisstraffen van één tot vier maanden.

Dus onder de titel “godslastering” worden zowel  Christenen als ook Boeddhistische Chinese Indonesische burgers onderdrukt en belanden ze in de gevangenis. Deze twee bovenbeschreven voorbeelden geven een inkijk hoe anno 2018 Chinezen met racistische regelgeving in Indonesië worden gediscrimineerd.

     

Recent hoorde ik dat afgestudeerde chinezen in Indonesia hun naam moesten “Ganti Nama ”om hun diploma te kunnen krijgen. Zo is de cirkel rond: Ganti Nama is niet verplicht door een wet, maar als je het niet doet dan blokkeer je je verdere carrière.

 

Sioe Yao Kan, Berkel

Laatste Update april 2022


     

Bronnen

   

Wikipedia: Indonesian laws affecting Chinese Indonesians.

Newsletter TIONGHOA INFO 2017; G30S/PKI 1965; Apa Efeknya Bagi Tionghoa di Indonesia?

Newsletter TIONGHOA INFO 2017; Timeline Etnis Tionghoa di Indonesia.

Film The Act of Killing; Joshua Oppenheimer, 2012

Film The Look of Silence; Joshua Oppenheimer,  2014.

Film NBC News Special Report Indonesia, The Troubled Victory;  Ted Yates,
NBC Universal, 02/19/1967.

Bittersweet: The Memoir of a Chinese Indonesian Family in the Twentieth Century; Stuart Pearson; (National U. Singapore Press & Ohio U. Press, 2008), pp. 125-127.

ANTI-CHINESE VIOLENCE IN INDONESIA 1996–1999; Jemma Purdey; Dissertation;
KITLV Press, Leiden, 2005.

What Role Does Religion Play in Anti-Chinese Violence?; Jemma Purdey, Paper presented at the 2004 Asian Studies Association of Australia (ASAA) Conference in Canberra 29 June – 2 July 2004.

TEMPO; Jejak CIA Pada Tragedi 1965; 5-11 oktober 2015.

Algemeen Dagblad;  Buitenlandredactie 21-08-18

 

back to top